Inzichten voor de bestaande bouw door Sannie Verweij
Niet alleen de scholen zijn weer begonnen, ook het congresseizoen is weer gestart. Op donderdag 9 september was Building Holland Digital. Nog even niet fysiek netwerken, maar dat deerde in dit geval niet. Het onderwerp Circulariteit was voor mij meer dan interessant genoeg. Het was goed om te horen dat we als BV-Nederland nog steeds verder gaan, dat het enthousiasme om te verduurzamen groeit en misschien zelfs ‘het nieuwe normaal’ aan het worden is in de markt.
Hoewel circulariteit ook over nieuwbouw gaat, lag natuurlijk voor mij vanuit Gebouwinzicht de focus op bestaande bouw. In dit blog deel ik mijn inzichten. Deze bundel ik per spreker met daarbij waarom het juist voor Gebouwinzicht relevante kennis is.
Onderken het type gebouweigenaren
Wytze Kuijper, programmamaker van Cirkelstad, beschrijft in zijn verhaal dat er drie soorten gebouweigenaars zijn:
- De mensen die het snappen en het ook doen -> Deze trajecten moeten we gaan bekijken.
- De mensen die wel willen, maar niet weten hoe -> Deze mensen moeten we helpen om die kleine stapjes te zetten. Ook met kleine stapjes gaan we verder komen. Zijn oproep: Help ze op het niveau waar ze nu op zitten en help ze vervolgens op weg. Wees voorbereid, want als ze eenmaal willen, kunnen ze ook opeens heel hard gaan lopen.
- De mensen die weigeren -> Hier geen tijd in steken. Deze mensen komen wel een volgende keer.
Dit is heel herkenbaar voor ons bij Gebouwinzicht. Wij werken het liefst met de eerste en tweede categorie mensen. Je krijgt energie van anderen die het snappen en die het ook willen. De belangrijkste stap is om de rest van hun organisatie mee te krijgen, zodat het ‘snappen’ en ‘willen’ organisatiebreed gedragen wordt. Niet voor niets voel ik me steeds vaker meer een organisatie- dan een gebouwadviseur.
Onderscheid circulariteit in 3 niveau’s
Olaf Oosting, Directeur van installatieadviesbureau Valstar Simonis gaf in zijn presentatie heel duidelijk aan dat we in circulaire installaties moeten kijken naar drie verschillende soorten van circulariteit.
1. Circulair ontwerp (de layers van Brand)
2. Circulair Product
3. Circulair Business Model
De eerste is voor mij al vanuit mijn eigen afstuderen in 2002 bekend onder de noemer flexibel en demontabel bouwen. Tegenwoordig heet dat: losmaakbaarheid. Goed dat hij circulariteit zo helder uit elkaar trekt, omdat op elk niveau andere vragen gesteld moeten worden.
Voor een circulair product is het van belang dat opdrachtgevers vragen om het materialenpaspoort van alle producten. In de vragensessie vroeg dagvoorzitter Yvette Watson terecht wie de eigenaar van zo’n materialenpaspoort moet zijn. Is dat de eigenaar van het gebouw? Of de leverancier? En daarop gaf de andere dagvoorzitter Jim Teunizen een heel treffend antwoord: “Degene die het meeste effect heeft.” Dus voor het gebouw als geheel moet dat de eigenaar van het gebouw zijn. Maar als de producten in het gebouw demontabel zijn en hergebruikt moeten gaan worden, moet van deze producten de leverancier de eigenaar zijn van het materialenpaspoort. Olaf zelf gaf daarbij wel aan dat opdrachtgevers en gebouweigenaren daar dan wel om moeten vragen. Wacht niet op wetgeving hierover, maar vraag daarom bij de oplevering van een gebouw, maar ook bij elke verbouwing/ renovatie waar nieuwe producten en materialen geïnstalleerd worden.
“Om comfort te leveren, moeten alle schakels in het geheel samen de verantwoordelijkheid nemen. We zijn dus op zoek naar installateurs, leveranciers en een eigenaar die dit aandurft. Alleen samen kunnen we echt circulaire gebouwen maken.” Olaf Oosting
Wat Olaf Oosting vertelt over dat opdrachtgevers echt zelf om een materialenpaspoort moeten gaan vragen, zie ik ook in mijn eigen praktijk terug in het gebouwdossier. Bij overdrachtsmomenten gaat het vaak fout en gaat waardevolle informatie verloren. Goed vastleggen wie de eigenaar van de informatie is en wat er gebeurt als er een overdrachtsmoment plaatsvindt, is de crux. Dit geeft wel weer het belang aan van een goed gebouwdossier.
Duurzaamheid hoeft niet duur te zijn
Bouwen in hout is niet alleen beter vanwege de circulaire potentie van hout (her-groeibaar én herbruikbaar aan het einde levensduur), maar houtbouw heeft ook nog eens minder last van de stikstofperikelen. Hout is immers lichter in gewicht dan beton. Er is daardoor minder fundering nodig, minder graven, en omdat de elementen lichter zijn, hoeven de hijskranen ook minder te tillen . We hebben dus veel minder zwaar materiaal nodig. dus niet de zware kranen nodig hebben. Houten gebouwen kunnen hierdoor gebouwd worden met puur elektrisch aangedreven hijskranen bijvoorbeeld.
Daan Bruggink, architect en oprichter van ORGA architect liet een prachtig voorbeeld zien van een basisschool in hout. Daarmee toonde hij aan biobased gewoon heel goed mogelijk is in de praktijk. En ja. Deze school is duurder dan een standaard ‘witte doos’. Maar ook in zo’n witte doos kan je heel veel doen. Meer groen buiten en binnen, kost bijna niets. Ook een ventilatieluik is amper meerkosten. Zijn pleidooi is: doe dat gewoon alvast. Die moeite en aandacht vertaalt zich direct terug in meerwaarde.
Deze gedachtegang vind ik ook interessant voor Gebouwinzicht in bestaande gebouwen. Ik geloof dat biobased bijdraagt aan een betere gebouwbeleving en betere binnenklimaat. Ook in een meer standaard ontwerp – in zijn woorden de standaard witte doos voor scholen – kan je zonder al te veel meerkosten al meer biobased inbrengen: meer groen en natuurlijke ventilatie zijn echt geen grote kostenpost.Je moet natuurlijk ventileren waar het kan en dat aanvullen met mechanische ventilatie waar het nodig is. En niet andersom.
Belang van groen
Kim van der Leest, groene conceptontwikkelaar, belevingsspecialist en bioloog, gaf duidelijk het belang van groen aan. De mens komt van nature uit de natuur. Pakweg 2000 jaar wonen we pas in steden en daarvan pas 200 jaar in hoogbouw. Uitzicht op groen is van belang, net als groen dichtbij op je werkplek. In 4 minuten verlaagt het namelijk je stress. Bekend onderzoek uit 1984 van Roger Ulrich gedaan in ziekenhuizen toont evident het belang van groen voor de mens aan: patiënten die uitkijken op groen hebben een dag minder ligduur en minder pijnstillers nodig, dan patiënten die uitkijken op een blinde muur..
Een goede vraag die ik vanuit Gebouwinzicht daarom ook altijd stel: is er beleid op hoe groen de werkomgeving van de gebouwgebruikers is? En wordt dat ook gemeten? Heeft elke werkplek uitzicht naar buiten en zien ze dan ook echt groen? Deze vragen worden in de keurmerken BREEAM en Well ook gewaardeerd. Kim van der Leest stipte met het onderzoek van Roger Ulrich de invloeden aan van de omgeving op mensen. Dit laat zien dat de credits uit BREEAM echt invloed kunnen hebben op gebruikers van het pand. Een uitzicht naar buiten en/of groen binnen het gebouw draagt dus bij aan een positief gevoel voor gebouwgebruikers.
Gebouwinzicht helpt
Al met al ging deze dag over circulariteit en biobased. Naast de energietransitie is dat een van de grote transities waar we in de gebouwde omgeving mee te maken hebben. De presentaties die ik hierboven beschreven heb, hebben mij in ieder geval weer geïnspireerd in wat er mogelijk is. Dit geldt net zo goed voor bestaand vastgoed. Ook als we niet met grote renovaties bezig zijn, kunnen we werken aan meer groen in en om het gebouw. Het op orde brengen van een gebouwdossier is en blijft van belang. Dat blijkt wel uit de discussie rondom het materialenpaspoort. Alleen als het materialenpaspoort zo volledig mogelijk is, kunnen we gebouwen inzetten voor het Urban Mining Principe. Circulariteit begint namelijk niet alleen in de nieuwbouw, maar juist ook in de potentie van hergebruik in bestaande gebouwen.
Wil je ook meer inzicht krijgen in jouw gebouw? Neem dan contact met ons op. We helpen je graag verder.